RECREAD Memorandum Vlaamse regering
1. Versoepeling reddersbrevet en toezichtregels
Context
Het verplichte toezicht in de zwemgelegenheden wordt ernstig bemoeilijkt door het grote chronische tekort aan redders. Dit wordt in de hand gewerkt door de zware fysieke eisen de reddersopleiding die o.i. niet in verhouding staan tot de noden in de recreatiesector.
RECREAD stelt ook vast dat de Vlaamse Regering via een recent BVR* een nieuw wettelijk kader gecreëerd heeft voor het zwemmen in open water en dat zonder enig toezicht waarbij uitgegaan wordt van de eigen verantwoordelijkheid van de zwemmers.
(* Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft zwemmen in open water - 23 februari 2024 - VR2024 2302 DOC 0226/2)
Vraag RECREAD aan de Vlaamse regering
A. RECREAD vraagt aan de Vlaamse regering een initiatief om de opleiding tot redder te versoepelen en/of aan te passen aan de specifieke noden in de recreatiesector.
B. Gelet op het recente BVR over open zwemwater vraagt RECREAD aan de Vlaamse regering een overleg te organiseren met alle betrokken actoren over het versoepelen van de toezichtregels voor zwemgelegenheden (nu in VLAREM II).
Als insteek brengt RECREAD volgende punten naar voor:
1. Het lichten van de toezichtregels uit VLAREM II om deze onder te brengen in een aparte wetgeving rond toezichtregels voor de zwemgelegenheden.
2. Het opzetten van een nieuwe wetgeving rond de toezichtregels waarbij:
a. uitgegaan wordt van de eigen verantwoordelijkheid van de zwemmers naar analogie van het BVR open zwemwater;
b. de zwemmers vooraf en ter plekke alsook in diverse stappen duidelijk geïnformeerd worden over de aard van het toezicht en over de geldende gebruiksregels van een zwemgelegenheid.
Meer bepaald stelt RECREAD een publiek classificatiesysteem voor gaande van een laagste categorie met zwemgelegenheden zonder enig toezicht tot een hoogste categorie van zwemgelegenheden met gebrevetteerd toezicht.
3. In afwachting van een nieuwe wetgeving rond de toezichtregels vraagt RECREAD volgende versoepelingen inzake toezichtregels tegen de zomervakantie van 2025.
a. Naar analogie van de binnenlandse hotelsector vraagt RECREAD het toelaten van zwemmen zonder enig verplicht gebrevetteerd toezicht in alle recreatieve zwemgelegenheden die op gecontroleerde wijze enkel toegankelijk zijn voor logerende gasten. De maatregel kan o.i. ingevoerd worden met voorwaarden en/of uitzonderingen bijvoorbeeld bij zweminstructie aan minderjarigen gasten.
b. De vrijstelling van elk gebrevetteerd toezicht (zowel redder als EHBO-houder) voor ondiepe zwemgelegenheden tot 1,40 m diepte ongeacht hun oppervlakte.
2. Deloyale concurrentie bestrijden via Logiesdecreet
Context
Deloyale of oneerlijke concurrentie blijft een ernstig en acuut probleem voor de Vlaamse kampeersector. Principieel gaat het voor de sector allereerst om respect voor het gelijke speelveld. De sector vraagt dat de overheden zelf het goede voorbeeld geven.
Andere schade en nadelen van deloyale concurrentie zijn
a. het verlies van potentiële omzet voor professionele kampeerbedrijven;
b. bedreiging voor de structurele tewerkstelling bij de kampeerondernemingen;
c. bedreiging voor de investeringsbereidheid in bepaalde segmenten.
Enkele voorbeelden van oneerlijke concurrentie zijn o.a.
- publieke gratis camperplaatsen ingericht en/of gedoogd door overheden;
- gratis camperplaatsen voor overnachting bij commerciële bedrijven buiten de logiessector (zogeheten campergastbedrijven) met het oog op de aanverwante verkoop van bijvoorbeeld gerechten, ambachtelijke producten, land- en tuinbouwproducten of tickets tot bepaalde attracties. Gratis overnachten, maar met een zachte morele dwang om toch iets aan te kopen of te nuttigen ter plekke;
- pop-upcampings die opereren zonder omgevingsvergunning en/of in zones die niet bestemd zijn voor verblijfsrecreatie (zie verder punt 4 over problematieken ruimtelijke ordening van dit memorandum).
Vraag RECREAD aan de Vlaamse regering
RECREAD vraagt een terugkeer naar de basisbeginselen van het eerste Vlaams logiesdecreet van 10 juli 2008waarbij initieel elk publiek aangeboden logies – zowel gratis als betalend – onder de toepassing van de Vlaamse logieswetgeving viel. Het is uiteraard aan de wetgever om uitzonderingen op deze basisregel nader te bepalen, bij voorkeur in overleg met alle actoren uit de logiessector.
Bij de finale stemming over het jongste logiesdecreet in 2022 werd door diverse fracties van de toenmalige meerderheid publiekelijk in het halfrond erkend dat de politiek zich verder diende te beraden over de klacht van RECREAD ten aanzien van het ongelijke speelveld veroorzaakt door gratis en deloyaal aanbod van gratis camperplaatsen. RECREAD vraagt daarom dat de nieuwe politieke meerderheid de daad bij het woord voegt en het politieke debat hierover heropent in overleg met RECREAD en de andere logiessectoren.
3. Ruimtelijke ordening: haalbaarheid & gelijk speelveld
Context
Voor RECREAD staan drie essentiële principes voorop: ondernemers moeten ruimte hebben om te kunnen ondernemen, administratieve lasten moeten tot een minimum beperkt worden en ‘last but not least’ moet de overheid afdoende rechtszekerheid bieden op de lange termijn. Dat laatste is essentieel voor de investeringsbereidheid en de rendabiliteit in een kapitaalsintensieve sector zoals de verblijfsrecreatie. De sector vraagt aandacht bij de voor volgende punten:
Vrijstelling mobiele constructies op terreinlogies verder verduidelijken
Sinds 2016 zijn op vraag van RECREAD alle mobiele constructies op terreinlogies erkend volgens het Vlaams logiesdecreet middels het Vrijstellingsbesluit vrijgesteld van omgevingsvergunning. Ook alle zaken die op een recreatief perceel geplaatst kunnen worden en die er niet zouden staan als het verblijf er niet zou staan, worden geacht vrijgesteld te zijn van bouwvergunning. Het vrijstellingsbesluit en Logiesdecreet verwijzen overigens naar elkaar zodat de ene regelgeving niet onverhoeds door de andere regelgeving gewijzigd kan worden. (Zie Vrijstellingsbesluit 16 juli 2010, art. 8.4 zoals gewijzigd op 17 januari 2014)
Echter, soms geven lokale ambtenaren een eigen meer beperkte interpretatie aan het begrip ‘mobiele verblijven’ waarbij al te vaak voorbijgegaan wordt aan evoluties in het eigentijdse aanbod en aan de wijzigende trends in de markt.
Zo bijvoorbeeld doen lokale diensten Omgeving wel eens moeilijk over de vrijstelling van geschakelde mobiele eenheden. Denk bijvoorbeeld aan de L-vormige mobiele chalet of andere combinaties waarbij modulaire mobiele eenheden aan elkaar gezet worden tot één constructie.
Vraag RECREAD aan de Vlaamse regering
Wat RECREAD betreft, geldt het Vrijstellingsbesluit voor ALLE mobiele constructies op terreinen erkend door Toerisme Vlaanderen, ook als het gaat om mobiele units die bestaan uit mobiele modulaire delen die aan elkaar gezet worden tot één constructie. RECREAD vraagt overleg over een verduidelijking van het Vrijstellingsbesluit in die zin om de rechtszekerheid van de recreatieondernemers te verhogen.
Verplichte MER-procedure: vraag naar minder administratieve lasten
Door hun aard hebben recreatiebedrijven in de regel een eerder grote bedrijfsoppervlakte. Dit speelt de sector soms parten als het gaat over de toepassing van de zogenaamde verplichte Milieu Effect Rapportage (MER). Deze plicht geldt voor bedrijven met een bedrijfsoppervlakte vanaf 5 ha. Deze was door de wetgever o.i. bedoeld voor grotere industriële sites, maar zeer veel kampeerbedrijven vallen er ook onder.
Deze verplichte MER-procedure zorgt vaak – ook bij relatief kleinere bouwwerken – voor ernstige vertragingen bij de behandeling van bouwdossiers. En tijd is nu net wat recreatiebedrijven vaak te kort komen. Immers, omwille van het vermijden van hinder voor de gasten kunnen zij enkel buiten het toeristische seizoen werken uitvoeren.
Vraag RECREAD aan de Vlaamse regering
RECREAD vraagt dat de Vlaamse Regering actie onderneemt om de administratieve overlast i.v.m. MER-procedure voor de sector van de recreatiebedrijven te beperken. Niet in het minst als het gaat om kleinere bouwdossiers.
De impact van visienota’s en toetsingskaders versus rechtszekerheid
Voor de ruimtelijke planning doen overheden steeds vaker een beroep op het ontwikkelen van zogenaamde visienota’s en toetsingskaders met betrekking tot de gewenste ruimtelijke ordening in bepaalde doelgebieden. Meestal gebeurt dit op lokaal en provinciaal niveau.
Ontwerpers en ambtenaren gaan bij de opstelling van visies en toetsingskaders klaarblijkelijk almaar verder in hun bemoeienis met ondernemerskeuzes. Hierdoor ontstaat er een groeiend spanningsveld tussen de vrijheid van ondernemen enerzijds en de zogenaamde goede ruimtelijke ordening anderzijds.
Terwijl in de vroegere gewestplannen uit de jaren 1970 enkel algemene bestemmingen werden vastgelegd, lijkt het er nu op dat de overheid steeds meer in dieper detail functies en activiteiten wil vastleggen per terrein of zone. Bijvoorbeeld: welke specifieke types van verblijfsrecreatie kunnen er uitgebaat worden?
In dat verband wordt het langkamperen (dit zijn vaste gasten in stacaravans, mobiele chalets, vakantiehuisjes) steeds vaker in het vizier genomen ten voordele van het toeristische kamperen. Het uitgangspunt van ontwerpers is klaarblijkelijk dat langkamperen per definitie geen ruimtelijke kwaliteit zou bieden terwijl toeristisch kamperen dat per definitie wel zou bieden. Voor RECREAD is dit een onaanvaardbaar vooroordeel dat intellectueel geen grond raakt.
Talloze voorbeelden uit de sector tonen immers aan dat ruimtelijke kwaliteit geen kwestie is van het ene of het andere verblijfsmodel (vaste kampeergasten of toeristisch), maar wel eerder een zaak is van technische en specifieke ruimtelijke keuzes. Wat is bijvoorbeeld naar uiterlijke visuele impact het verschil tussen een kwaliteitsvol mobiel chalet van een jaargast enerzijds en anderzijds een kwaliteitsvol mobiel chalet dat aangeboden wordt als toeristische verhuuraccommodatie? De ruimtelijke verschijning heeft niets te zien met het specifieke gebruik van een verblijf.
Voor zover er geen schending is van de bestemming als recreatie moet de overheid zich o.i. niet bemoeien met het specifieke type van gebruik binnen die bestemming. De overheid moet zich enkel bezighouden met de goede ruimtelijke ordening en de rechtszekerheid verzekeren voor de onderneming.
Wat dit laatste betreft, is het merkwaardig dat diensten ruimtelijke planning plots allerlei nieuwe maatregelen willen opleggen m.b.t. hun eigen persoonlijke visie op ‘vergroening’ zonder rekening te houden met de economische rendabiliteit en de technische context van de betrokken recreatiebedrijven, laat staan dat daar een juridische basis voor bestaat.
Beleidsdocumenten zoals visienota’s of toetsingskaders vormen voor ondernemers in onze sector in toenemende mate een probleem. Bij stedenbouwkundige aanvragen worden deze goedgekeurde beleidsvisies immers al meegenomen in de beoordeling van de ‘goede’ ruimtelijke ordening. Ondernemers kunnen zich daartegen echter niet of nauwelijks verzetten omdat deze visies en toetsingskaders op zich (nog) geen aanvechtbare rechtsgrond hebben, ook al werden ze politiek goedgekeurd. Dit is principieel unfair en juridisch gesproken een bedenkelijke evolutie voor de rechtszekerheid van de ondernemer.
Enkel als beleidsopties eindelijk omgezet worden in een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) hebben ondernemers een juridisch kader om mee om te gaan en zo nodig in beroep te gaan tegen een weigering van omgevingsvergunning. Voor die tijd zijn ondernemers met stedenbouwkundige plannen hetzij overgeleverd aan de willekeur van de bevoegde ambtenaar of moeten zij hun plannen voor onbepaalde tijd uitstellen tot uiteindelijk het RUP in werking treedt.
Vraag RECREAD aan de Vlaamse regering
RECREAD vraagt dat Vlaamse overheid maatregelen zou treffen om misbruik door lokale of provinciale overheden van visienota’s en toetsingskaders in hun beoordeling van vergunningsaanvragen te voorkomen en zo de rechtszekerheid van ondernemingen te verhogen.
Tegenstrijdige interpretatie Vrijstellingsbesluit art 7. 2° uitklaren
Context
RECREAD stelt vast dat initiatiefnemers van pop-upcampings via de betrokken gemeenten en steden kennelijk met succes gebruik of liever misbruik maken van het Vrijstellingsbesluit art 7.2. om – jaar na jaar – telkens een volwaardige camping in te richten.
RECREAD stelt vast dat het kamperen ‘op zich’ soms voorgesteld wordt als een evenement om een loutere pop-upcamping als ‘evenement’ te laten erkennen. Voor RECREAD kan kamperen op zichzelf nooit als een evenement beschouwd worden zoals de wetgever dit bedoeld heeft in het Vrijstellingsbesluit.
RECREAD stelt dat het misbruik van het Vrijstellingsbesluit art 7.2. her den der leidt tot feitelijke quasi permanente kampeeruitbatingen die – jaar na jaar – voor onbepaalde tijd kunnen blijven opereren zonder te beschikken over een omgevingsvergunning.
Dit gebeurt met medewerking van lokale besturen die o.i. gebruik kunnen maken van de actuele tegenstrijdigheden in de interpretatie van art 7.2. enerzijds vanwege bevoegd Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir en anderzijds vanwege het departement Omgeving.
Standpunt Vlaams minister Omgeving Zuhal Demir (N-VA) in antwoord op een parlementaire vraag nr. 1046 door Vlaams parlementslid Emily Talpe (Open VLD) luidt dat volgens de minister artikel 7.2 niet bedoeld is voor stedenbouwkundige handelingen die vergunningsplichtig zijn volgens punt 5° van artikel 4.2.1 VCRO (een grond gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten voor het plaatsen van één of meer verplaatsbare constructies die voor bewoning kunnen worden gebruikt, in het bijzonder woonwagens, kampeerwagens, afgedankte voertuigen en tenten). Aldus de minister kan er geen gebruikgemaakt worden van art. 7.2 van het Vrijstellingsbesluit voor het inrichten van tijdelijke campings. Enkel artikel 7.5 is van toepassing in dit geval met name voor evenementencampings (festivals) en kampeerplaatsen in het kader van begeleide groepen.
Standpunt departement Omgeving (Leidraad kleinschalige constructies): er kan gebruik gemaakt worden van art. 7.2 van het Vrijstellingsbesluit voor het tijdelijk plaatsen van constructies 4 x 30 dagen per jaar bedoeld voor verblijfsrecreatie. (mits toetsing weliswaar aan de bestemmingsvoorschriften gezien in de voorwaarden voor toepassing van art. 7.2 opgenomen is dat de algemene bestemming van het gebied niet in het gedrang mag gebracht worden).
Het standpunt van het Departement is wat RECREAD betreft een schending van het gelijke speelveld in de sector aangezien voor kampeeruitbatingen altijd een omgevingsvergunning nodig is voor de inrichting en aanleg van het terrein, met uitzondering van alle mobiele constructies zoals bepaald in artikel 8.4 van het Vrijstellingsbesluit van toepassing op de terreinen die erkend worden in toepassing van het Logiesdecreet.
Vraag RECREAD aan de Vlaamse regering
RECREAD vraagt dat de nieuwe Vlaamse Regering ondubbelzinnig klaarheid brengt over het toepassingsgebied van het Vrijstellingsbesluit art 7.2. in de zin zoals aangegeven door minister Zuhal Demir (N-VA) in vragen en antwoorden nr. 1046 met name dat art 7.2. niet kan gebruikt worden voor het inrichten van tijdelijke campings en dat kampeeruitbatingen ,zoals in de zin van het Logiesdecreet, dienen te beschikken over de nodige omgevingsvergunningen zoals voorzien in de wetgeving VCRO en bovendien ook moeten gelegen zijn in de juiste bestemmingszone die een uitbating met als functie verblijfsrecreatie toelaat.
Problematiek permanente bewoning campings aanpakken
Context
In Vlaanderen zijn er op vandaag vele duizenden sociale woningen te kort. De overheid werkt aan een inhaaloperatie. Dat neemt begrijpelijkerwijze zijn tijd. Helaas zorgt het chronische tekort aan sociale huisvesting nu al decennialang voor een stuk afwenteling van deze problematiek richting de kampeersector. Naar schatting wonen drie- tot vierduizend mensen permanent op een openluchtrecreatief terrein in Vlaanderen.
Een aantal daarvan wonen er legaal via een vroeger goedgekeurde wettelijke overgangsperiode met uitdoofscenario. De meesten echter wonen er volkomen illegaal in een zone die ruimtelijk bestemd is voor verblijfsrecreatie met medeweten van de betrokken steden en gemeenten.
Het permanent wonen in zones bestemd voor verblijfsrecreatie is echter voor RECREAD problematisch omwille van de aanslag op het imago van de reguliere kampeerbranche. Immers, een bepaald deel van dergelijke bewoning vindt plaats in een context van vaak minder verzorgde stacaravans en/of op terreinen die zich vaak in een staat van ‘verrommeling’ bevinden.
In 2006 schreef federaal minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael een omzendbrief met onderrichting aan alle burgemeesters, provinciegouverneurs en arrondissementscommissarissen (omzendbrief d.d.15 maart 2006) met betrekking tot de woonproblematiek op kampeerbedrijven en de gewenste aanpak daarvan.
Daarin legt de minister uit dat de wet op de bevolkingsregisters de toepassing van de wet op de ruimtelijke ordening niet in de weg staat. Met name verwijst hij naar de procedure van de voorlopige inschrijving, zoals geregeld in artikel 16, §2, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister. In zijn schrijven stelt federaal minister Dewael dat de gemeenten echter te weinig gebruikmaken van deze procedure.
Het principe van de voorlopige inschrijving bestaat er in dat ieder persoon of gezin, dat om zijn inschrijving verzoekt in een gebouw waar permanente bewoning niet is toegelaten om reden van de veiligheid, de gezondheid, het urbanisme of de ruimtelijke ordening, voorlopig wordt ingeschreven voor een periode van maximum drie jaar. De inschrijving in de registers wordt definitief als de gemeentelijke overheid binnen de drie maanden na de aanvraag geen administratieve of gerechtelijke procedure, waarin door of krachtens de wet is voorzien, heeft ingezet om een einde te maken aan de onregelmatige toestand. De inschrijving wordt eveneens definitief indien de gerechtelijke of administratieve overheid, nadat de gemeente deze procedure heeft ingezet, nagelaten heeft binnen de drie jaar na de inschrijving de beslissingen en maatregelen te nemen om aan de betwiste toestand een einde te stellen.
De definitieve inschrijving betekent echter – aldus de omzendbrief van minister Dewael – geenszins een legalisering van de situatie. Ook na de definitieve inschrijving kunnen voornoemde gerechtelijke en administratieve procedures steeds worden ingezet of voortgezet. Evenmin ontslaan de voorlopige of definitieve inschrijving de betrokkenen van hun strafrechtelijke aansprakelijkheid omwille van een overtreding van de wetgeving.
De regeling van de voorlopige inschrijving beoogt, nog steeds volgens de omzendbrief van minister Dewael, te vermijden dat personen geen adres meer zouden hebben, waardoor ze onbereikbaar zouden worden voor de diensten die sociale prestaties leveren, van de kinderbijslag tot de pensioenen of de OCMW’s.
Minister Dewael schrijft echter: “Ik ben van oordeel dat men niets oplost door de inschrijving van de betrokken bewoners te weigeren, maar ze daarna verder te laten wonen. Het probleem kan integendeel slechts worden opgelost als de bevoegde instanties met toepassing van de geëigende procedures een einde maken aan de onaanvaardbare onwettige toestanden, bijvoorbeeld door de woning onbewoonbaar te verklaren of door de decreten op de ruimtelijke ordening te doen toepassen. Het beleid inzake ruimtelijke ordening, het woonbeleid of een sanitair beleid kan echter niet gevoerd worden via de wetgeving inzake de bevolkingsregisters.”
Tot daar enkele belangrijke elementen en passages uit de geciteerde ministeriële omzendbrief die verder doorgaat met specifieke instructies aan de gemeenten.
Op 22-12-2015 werd een nieuwe omzendbrief gepubliceerd n door FOD Binnenlandse Zaken. https://www.ibz.rrn.fgov.be/fileadmin/user_upload/nl/bev/omzendbrieven/omzendbrief-20151222-houden-bevolkingsregisters-2016.pdf
Hierin is duidelijk bepaald dat lokale besturen niet langer gebonden zijn aan een termijn van 3 jaar voor voorlopige inschrijving, en men dus perfect als gemeente iemand “voorlopig” kan ingeschreven laten zolang er niet op andere beleidsdomeinen zoals Ruimtelijke Ordening gehandhaafd wordt (met alle gevolgen van dien).
Het Vlaamse beleidsniveau verwijst vandaag steevast naar deze omzendbrief om de verantwoordelijkheid voor de strijd tegen illegale permanente bewoning in zones bestemd voor verblijfsrecreatie volledig bij de gemeenten te leggen. Volgens Vlaanderen hebben de gemeenten immers alle sleutels in handen inzake handhaving.
Het punt is nu volgens RECREAD dat de situatie waarvoor federaal minister van Binnenlandse zaken Dewael in 2006 zijn omzendbrief schreef in feite vandaag nog altijd bestaat en dat de jongste omzendbrief van 2015 vandaag in feite nog minder druk zet bij de gemeenten dan daarvoor aangezien er geen termijn meer staat op de voorlopige inschrijving. In veel gevallen bleef de omzendbrief overigens dode letter aangezien er niet of nauwelijks gehandhaafd wordt door de lokale diensten Omgeving op permanente bewoning in zone verblijfsrecreatie.
Sinds 2016 moet ook geen heil meer verwacht worden van het Logiesdecreet aangezien de controle op permanente bewoning op kampeerterreinen niet langer meer door Toerisme Vlaanderen uitgevoerd wordt. Toerisme Vlaanderen controleert vandaag enkel nog de planologische conformiteit van een kampeerterrein dat moet kunnen bewijzen dat het in de juiste ruimtelijke bestemmingszone ligt.
RECREAD stelt zich ook de vraag naar de zin van de controle van de stedenbouwkundige conformiteit als decretale basisvoorwaarde zoals bepaald via art 4, 9° van het nieuwe Logiesdecreet zolang het permanent wonen in zone verblijfsrecreatie – toch zondermeer een overtreding inzake ruimtelijke ordening – in feite toch onder de radar van het Agentschap Toerisme Vlaanderen blijft? Waarom dan nog het planologische attest opvragen aan kampeeruitbaters? Was immers het hele opzet van het decreet niet om veiligheid en kwaliteit te verzekeren aan de logiesgebruiker en de erkende logiesuitbaters in bescherming te nemen tegen uitbatingen die de spelregels niet volgen? Toerisme Vlaanderen verwijst echter steevast naar de diensten Omgeving die eerst moeten optreden alvorens kan vastgesteld worden vanuit het Logiesdecreet dat een terrein op het punt van de ruimtelijke ordening in feite ook niet meer voldoet aan het Logiesdecreet en het daarom ook zijn erkenning kan verliezen.
Vraag RECREAD aan de Vlaamse regering
RECREAD vraagt dat de Vlaamse Regering de problematiek van het permanent wonen op kampeerterreinen erkent als een knelpunt voor het imago van de Vlaamse toeristische kampeersector en in het nieuwe regeerakkoord aankondigt structurele maatregelen te zullen treffen die moeten leiden naar de volledige afbouw van het permanent wonen in zones bestemd voor verblijfsrecreatie dit binnen redelijke termijn.
4. Bivakplaatsen: vraag om beperking in aantal
Context
In het licht van de deloyale concurrentie (zie hoger) maakt RECREAD zich ook zorgen over de eventueel verdere toename aan het aanbod aan bivakplaatsen zoals kennelijk nagestreefd wordt door sommigen binnen het Agentschap Natuur en Bos en door sommigen binnen de groene beweging in Vlaanderen.
Een eventuele verdere uitbreiding van dat aanbod staat wat RECREAD betreft haaks op het eerder veel gebruikte argument door de politiek naar de kampeersector toe dat het aanbod van bivakplaatsen zo verschrikkelijk marginaal is dat dit geen enkele concurrentie zou inhouden voor reguliere bedrijven. Hoe meer bivakplaatsen echter des te meer bedreigend voor de toeristische campings gericht op een trekkerspubliek. Indertijd is aan de Vlaamse kampeersector ook beloofd dat het aanbod aan bivakplaatsen niet toeristisch zou gepromoot worden. De sector stelt echter vast dat deze politieke belofte in de praktijk niet standhoudt. Toeristische diensten promoten in de praktijk ook de bivakplaatsen.
Feit is dat dergelijke initiatieven en de promotie ervan demotiverend werken op de reguliere sector om nog te investeren in kampeerweides voor het trekkerspubliek met kleine tentjes. Men verwijt de sector enerzijds vaak dat er te weinig toeristische beleving is, maar anderzijds rijdt men de erkende kampeersector recht in de wielen. Zo werkt het niet.
Schrijnend is verder dat het Agentschap Natuur en Bos tezelfdertijd geen duimbreedte speelruimte wil laten aan erkende kampeerbedrijven die beschikken over gronden in natuurgebied om eventueel ook gelijkaardige basic kampeerplaatsen aan te bieden gedurende een beperkte periode van het jaar en onder vergelijkbare voorwaarden. Dat is een politiek van twee maten en twee gewichten vanwege ANB.
Vraag RECREAD aan de Vlaamse regering
RECREAD vraagt dat het aanbod aan bivakplaatsen beperkt zou worden tot een beperkt aantal sites dat zeer functioneel is aan welbepaalde routepaden door natuurgebied in plaats van ‘in het wilde weg’ overal in de natuur van Vlaanderen altijd maar meer sites bij te willen creëren voor vrij kamperen. Bivakplaatsen worden bij voorkeur ook niet ingericht in de buurt van toeristische campingsmet aanbod voor trekkerspubliek.
Het idee van sommigen om minstens één gratis bivakplek te voorzien per Vlaamse gemeente is voor RECREAD net een voorbeeld van niet-functionaliteit.
Verder vraagt RECREAD meer bereidheid tot dialoog vanuit het Agentschap Natuur en Bos ten aanzien van gelijkaardige laag-dynamische initiatieven die voorgesteld worden door erkende kampeerbedrijven met eigen zones gelegen in natuurgebied of ander kwetsbaar gebied.
RECREAD Memorandum Federale Regering
1. Btw op 6% houden: bescherming consument én sector
Vraag RECREAD aan de federale regering
1. RECREAD is voorstander van het behoud van 6% btw omwille van de actuele moeilijke economische realiteit waarin de sector zich bevindt (dalende trend overnachtingen, dalend consumentenvertrouwen, ...).
2. Bij elke hervorming van het btw-stelsel in de toekomst is RECREAD vragende partij voor voorafgaand overleg met de logiessector omwille van de volgende bekommernissen:
a. de betaalbaarheid van het aanbod;
b. de grootst mogelijke duidelijkheid over de toepasselijkheid van de btw-tarieven bij specifieke situaties en handelingen in de verblijfsrecreatie en logiessector;
c. het vermijden van kwalijke neveneffecten bij de doorberekening van bijbehorende dienstverlening bij de logiesverstrekking.
3. Bij elke hervorming van het btw-stelsel in de toekomst is RECREAD vragende partij voor een pakket van flankerende maatregelen voor de sector.
2. Middelen tegen permanent wonen op kampeerterreinen
Context
In Vlaanderen zijn er op vandaag vele duizenden sociale woningen te kort. De overheid werkt aan een inhaaloperatie. Dat neemt begrijpelijkerwijze zijn tijd. Helaas zorgt het chronische tekort aan sociale huisvesting nu al decennialang voor een stuk afwenteling van deze problematiek richting de kampeersector. Naar schatting wonen drie- tot vierduizend mensen permanent op een openluchtrecreatief terrein in Vlaanderen.
Een aantal daarvan wonen er legaal via een vroeger goedgekeurde wettelijke overgangsperiode met uitdoofscenario. De meesten echter wonen er volkomen illegaal in een zone die ruimtelijk bestemd is voor verblijfsrecreatie met medeweten van de betrokken steden en gemeenten.
Het permanent wonen in zones bestemd voor verblijfsrecreatie is echter voor RECREAD problematisch omwille van de aanslag op het imago van de reguliere kampeerbranche. Immers, een bepaald deel van dergelijke bewoning vindt plaats in een context van vaak minder verzorgde stacaravans en/of op terreinen die zich vaak in een staat van ‘verrommeling’ bevinden. Wanneer deze minder kwalitatieve context in het nieuws komt of in realityshows op tv straalt dit zeer negatief af op het imago van de reguliere kampeersector in het algemeen en meer bepaald het segment van de zogenaamde jaargasten (de vaste staanplaatsen). Dit onderdeel vormt net een belangrijke markt binnen de Vlaamse kampeerbranche.
In 2006 schreef federaal minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael een omzendbrief met onderrichting aan alle burgemeesters, provinciegouverneurs en arrondissementscommissarissen (omzendbrief d.d.15 maart 2006) met betrekking tot de woonproblematiek op kampeerbedrijven en de gewenste aanpak daarvan.
Daarin legt de minister uit dat de wet op de bevolkingsregisters de toepassing van de wet op de ruimtelijke ordening niet in de weg staat. Met name verwijst hij naar de procedure van de voorlopige inschrijving, zoals geregeld in artikel 16, §2, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister. In zijn schrijven stelt federaal minister Dewael dat de gemeenten echter te weinig gebruikmaken van deze procedure.
Het principe van de voorlopige inschrijving bestaat er in dat ieder persoon of gezin, dat om zijn inschrijving verzoekt in een gebouw waar permanente bewoning niet is toegelaten om reden van de veiligheid, de gezondheid, het urbanisme of de ruimtelijke ordening, voorlopig wordt ingeschreven voor een periode van maximum drie jaar. De inschrijving in de registers wordt definitief als de gemeentelijke overheid binnen de drie maanden na de aanvraag geen administratieve of gerechtelijke procedure, waarin door of krachtens de wet is voorzien, heeft ingezet om een einde te maken aan de onregelmatige toestand. De inschrijving wordt eveneens definitief indien de gerechtelijke of administratieve overheid, nadat de gemeente deze procedure heeft ingezet, nagelaten heeft binnen de drie jaar na de inschrijving de beslissingen en maatregelen te nemen om aan de betwiste toestand een einde te stellen.
De definitieve inschrijving betekent echter – aldus de omzendbrief van minister Dewael – geenszins een legalisering van de situatie. Ook na de definitieve inschrijving kunnen voornoemde gerechtelijke en administratieve procedures steeds worden ingezet of voortgezet. Evenmin ontslaan de voorlopige of definitieve inschrijving de betrokkenen van hun strafrechtelijke aansprakelijkheid omwille van een overtreding van de wetgeving.
De regeling van de voorlopige inschrijving beoogt, nog steeds volgens de omzendbrief van minister Dewael, te vermijden dat personen geen adres meer zouden hebben, waardoor ze onbereikbaar zouden worden voor de diensten die sociale prestaties leveren, van de kinderbijslag tot de pensioenen of de OCMW’s.
Minister Dewael schrijft echter: “Ik ben van oordeel dat men niets oplost door de inschrijving van de betrokken bewoners te weigeren, maar ze daarna verder te laten wonen. Het probleem kan integendeel slechts worden opgelost als de bevoegde instanties met toepassing van de geëigende procedures een einde maken aan de onaanvaardbare onwettige toestanden, bijvoorbeeld door de woning onbewoonbaar te verklaren of door de decreten op de ruimtelijke ordening te doen toepassen. Het beleid inzake ruimtelijke ordening, het woonbeleid of een sanitair beleid kan echter niet gevoerd worden via de wetgeving inzake de bevolkingsregisters.”
Tot daar enkele belangrijke elementen en passages uit de geciteerde ministeriële omzendbrief die verder doorgaat met specifieke instructies aan de gemeenten.
Op 22-12-2015 werd een nieuwe omzendbrief gepubliceerd door FOD Binnenlandse Zaken. https://www.ibz.rrn.fgov.be/fileadmin/user_upload/nl/bev/omzendbrieven/omzendbrief-20151222-houden-bevolkingsregisters-2016.pdf
Hierin is duidelijk bepaald dat lokale besturen niet langer gebonden zijn aan een termijn van 3 jaar voor voorlopige inschrijving, en men dus perfect als gemeente iemand “voorlopig” kan ingeschreven laten zolang er niet op andere beleidsdomeinen zoals bv. Ruimtelijke Ordening gehandhaafd wordt (met alle gevolgen van dien).
Het Vlaamse beleidsniveau verwijst vandaag steevast naar deze omzendbrief om de verantwoordelijkheid voor de strijd tegen illegale permanente bewoning in zones bestemd voor verblijfsrecreatie volledig bij de gemeenten te leggen. Volgens Vlaanderen hebben de gemeenten immers alle sleutels in handen inzake handhaving.
Het punt is nu volgens RECREAD dat de situatie waarvoor federaal minister van Binnenlandse zaken Dewael in 2006 zijn omzendbrief schreef in feite vandaag nog altijd bestaat en dat de jongste omzendbrief van 2015 vandaag in feite nog minder drukzet bij de gemeenten dan daarvoor aangezien er sinds de nieuwe omzendbrief geen termijn meer staat op de voorlopige inschrijving. In veel gevallen bleef de omzendbrief overigens dode letter aangezien er niet of nauwelijks gehandhaafd wordt door de lokale diensten Omgeving op permanente bewoning in zone verblijfsrecreatie.
Vraag RECREAD aan de federale regering
RECREAD vraagt dat:
a. De Federale regering de omzendbrief van FOD Binnenlandse Zaken van 22-12-2015 op korte termijn herroept voor wat betreft de kwestie van de voorlopige inschrijving in de bevolkingsregisters en minstens vervangt door een nieuwe omzendbrief in de zin van de vorige omzendbrief van 2006 van toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Dewael om opnieuw een strikt omlijnd tijdskader vast te leggen voor gemeenten ten aanzien van de voorlopige inschrijving.
b. De Federale regering, in nauw overleg met de regionale regeringen, tijdens de legislatuur op zoek gaat naar bijkomende of nieuwe middelen om elke inschrijving in de bevolkingsregisters onmogelijk te maken op alle terreinen die uitgebaat worden met een toeristische erkenning met uitzondering evenwel van inschrijving van de uitbater, van zijn gezinsleden (bv. tot de 3de graad) en eventueel de inschrijving van toezichthoudende personen op het terrein tewerkgesteld in contractueel dienstverband.
3. Nieuwe KB’s veiligheid speelpleinen: overleg gevraagd
Context
FOD Economie kondigde tijdens de vorige legislatuur aan dat de 20 jaar oude KB’s inzake veiligheid van speeltoestellen en speelpleinen zouden herzien worden in de volgende regeerperiode.
RECREAD stelde ondertussen de afgelopen jaren vast dat er discussies zijn over de interpretatie van risico’s in de risicoanalyses tussen enerzijds FOD Economie en anderzijds de keuringsorganisaties. Verder stelt RECREAD vast dat FOD Economie kennelijk soms risicoanalyses door keuringsorganisaties verwerpt maar bij elk voorstel van remediëring nadien uit beeld blijft en weigert te bevestigen dat de nieuwe risicoanalyse en/of nieuwe preventiemaatregelen wel goedgekeurd kunnen worden. Van de overheid mag duidelijkheid en feedback verwacht worden, vindt RECREAD.
Wat RECREAD betreft mangelt het aan een degelijke opleiding bij de ambtenaren FOD Economie zowel naar gespecialiseerde kennis van zaken in de materie alsook naar ingesteldheid en dienstbaarheid ten opzichte van diverse andere betrokken actoren.
Vraag RECREAD aan de federale regering
RECREAD vraagt aan de nieuwe federale regering dat alle actoren zouden betrokken worden in een breed overleg over de nieuwe KB’s inzake Veiligheid van Speeltoestellen en Speelpleinen. Inzonderheid vraagt RECREAD nader overleg met de vertegenwoordigers van o.a. de fabrikanten, de invoerders en verdelers , de keuringsorganismen en representatieve organisaties uit horeca, attracties en de brede logiessectoren alsook met SPEELOM vzw die zich sinds jaar en dag verdienstelijk maakt in verband met opleidingen.
4. Focus FEDASIL inzake opvangplaatsen bijsturen
4. Focus FEDASIL inzake opvangplaatsen bijsturen
RECREAD stelt vast dat FEDASIL zich in de afgelopen regeringsperiode meer dan eens gericht heeft tot de toeristische logiessector en meer bepaald de kampeersector in de zoektocht naar opvangplaatsen voor asielzoekende personen.
RECREAD merkt vooreerst op dat het permanent of langdurig huisvesten/wonen van personen op terreinen voor verblijfsrecreatie strijdig is met de regels van de ruimtelijke ordening.
Verder meent RECREAD dat de specifieke aard en de noden van de opvang van asielzoekende personen onverenigbaar is met de commerciële uitbating is van een toeristisch erkend bedrijf waar de vakantiebeleving van de gasten centraal hoort te staan.
Vraag RECREAD aan de federale regering
RECREAD vraagt dat FEDASIL niet langer de toeristische erkende logiesbedrijven bevraagt in verband met de opvang van asielzoekende personen maar op zoek gaat naar structurele opvangcapaciteit elders.
5. Deloyale concurrentie door overheden voorkomen
Context
Deloyale of oneerlijke concurrentie blijft een belangrijk en acuut probleem voor de Vlaamse kampeersector. Principieel gaat het voor de sector allereerst om respect voor het gelijke speelveld. De sector vraagt dat de overheden zelf het goede voorbeeld geven.
In tweede instantie gaat het probleem van de deloyale concurrentie om het verlies van potentiële omzet voor professionele kampeerbedrijven in de sector wanneer een deloyaal en oneerlijk aanbod de markt afroomt.
Op de derde plaats bedreigt oneerlijke concurrentie de structurele tewerkstelling bij de kampeer- en recreatieondernemingen. Ten vierde zet oneerlijke concurrentie de investeringsbereidheid en bijgevolg de kwaliteit bij de professionele sector onder druk. Waarom immers nog investeren in voorzieningen voor bepaalde markten indien deze markt afgeroomd wordt door oneerlijke concurrentie; zo vragen professionele recreatieondernemers zich terecht af.
Een belangrijk voorbeeld van oneerlijke concurrentie zijn publieke gratis camperplaatsen ingericht door lokale of andere overheden.
Algemeen geldt volgens RECREAD dat het aanbieden door publieke overheden van diensten die niet gecatalogeerd kunnen worden als ‘algemeen belang’ en gratis of tegen tarieven die niet de werkelijke economische prijs voor de overheid doorrekenen aan de consument een schending inhouden van de EU-Dienstenrichtlijn (Bolkestein).
Voor RECREAD is de Nederlandse Wet Markt en Overheid hét goede voorbeeld om hieraan te remediëren. Nederlandse rechtbanken oordeelden op basis van deze wet, dit na klacht van campinguitbaters tegen gratis camperplaatsen, dat er m.b.t. tot gratis camperplaatsen aangeboden door gemeenten of steden geen sprake was van een algemeen belang en dat er tastbare economische schade berokkend werd aan reguliere kampeerbedrijven. Hierdoor kunnen de Nederlandse kampeerondernemers met zicht op rendabiliteit investeren in camperplaatsen. Dat is ook de vraag van de kampeersector.
Vraag RECREAD aan de federale regering
RECREAD is vragende partij voor een nieuwe federale wetgeving om de algemene werking van overheden in ons land op de markt te reguleren, dit in lijn met de EU-Dienstenrichtlijn (Bolkestein-richtlijn). Een goed voorbeeld van gewenste aanpak is de Nederlandse wet “Markt en Overheid”. Volgens RECREAD ontbreekt er nu een vergelijkbare wetgeving op federaal niveau.